Doem, Beppe Fenoglio

Doem is het verhaal van Agostino Braida, die als jongen door zijn familie als knecht wordt verhuurd. Voor zeven goudstukken per jaar en een broek met Kerstmis, werkt hij elke dag keihard op het land bij de boer Tobia, zodat hij voor zijn tijd oud en krom is.

Tobia beult zijn knecht, maar ook zijn vrouw en zonen af om uiteindelijk een stukje land zelf te kunnen kopen in plaats van het te pachten. Hij wil zijn familie uiteindelijk besparen wat hem zelf als kind is overkomen, maar tot het zo ver is, is de situatie onmenselijk.

Beppe Fenoglio beschrijft in zijn boeken de streek rond Alba, waar hij zelf geboren was en opgroeide. De schrijnende armoede en de bittere strijd om het bestaan is iets dat hijzelf heeft gezien in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. 

De boeren en pachters sappelen op hun kleine, armzalige akkers die nooit genoeg opbrengen, hoe lang ze er elke dag ook op werken. Het is een armoede, waar geen ontsnapping aan mogelijk is en waar er bijna geen kans is op geluk, liefde of hoop.

En het sprankje hoop dat af en toe de kop op steekt, wordt genadeloos afgestraft. De kans om maaier te worden en een beter, hoewel zwervend leven te leiden, durft Agostino toch niet te pakken en de kleine kans op geluk met het dienstmeisje Fede eindigt in diepe ellende.

Uiteindelijk zal Agostino alleen achterblijven op het stukje land van zijn ouders, waar weinig meer van over is omdat er steeds stukken van verkocht zijn om in leven te blijven. Zijn lot is waarschijnlijk vroeg oud te worden, kromgetrokken van het werken, zonder ooit meer te bereiken dan dat kleine lapje grond dat niet genoeg opbrengt om van te kunnen leven, maar teveel om van te sterven.

In de handen van een mindere schrijver zou dit verhaal van diepe ellende op de lachspieren kunnen werken. Of het zou een sentimentele draak worden. Niet bij Beppe Fenoglio.

Beppe Fenoglio schrijft namelijk heel direct. Hij schrijft volkomen onopgesmukt, en gebruikt geen inleiding, geen bijvoegelijke voornaamworden, geen poetische beschrijvingen. En waar ik bij andere schrijvers daar juist enorm van kan genieten, geniet ik bij Beppe Fenoglio van de krachtige eenvoud. 

Dit verhaal heeft geen extra versieringen nodig, het begint en je wordt er meteen door meegenomen. Er is geen kans om te ontsnappen, net zoals Agostino niet uit de armoede kan ontsnappen.

Ik had mijn vader amper begraven of daar ging ik alweer, terug naar mijn miserabele bestaan, zelfs de dood van mijn vader kon mijn lot niet veranderen. Dus kon ik net zo goed rechts af slaan, naar de Belbo, en een draaikolk zoeken die diep genoeg was. Maar ik liep gewoon door, want ik moest prompt aan mijn moeder denken die nooit een greintje geluk heeft gehad in haar leven, en aan mijn broer, die terug moest naar het seminarie, net zo gedoemd als ik. 

Beppe Fenoglio (1922-1963)
Een boek van Beppe Fenoglio is als een Italiaanse landwijn. Bij de eerste slok misschien simpel en niet heel verfijnd, maar als je doordrinkt, merk je de lagen in de wijn op en als je klaar bent met drinken, merk je ook dat de wijn je beslist niet onberoerd laat.

Er zijn nu vier boeken van Beppe Fenoglio in Nederlandse vertalingen uitgebracht en ik kan alleen maar hopen dat andere werken uit zijn oeuvre ook vertaald zullen worden. 

Zijn boeken zijn pareltjes en ook Doem bewijst voor mij weer dat Beppe Fenoglio één van de grootste Italiaanse schrijvers ooit is.

Originele Italiaanse titel: La Malora
Uitgegeven in 1954
Nederlandse uitgave 2017 door uitgeverij De bezige bij
Nederlandse vertaling: Mieke Geuzenbroek en Pietha de Voogd
Bladzijdes: 123

Reacties

Populaire posts