Tentoonstelling: Chagall, Picasso, Mondriaan

Jan Sluijters, Bal Tabarin 1907
Eind 19e en begin 20e eeuw was Parijs het middelpunt van de kunstwereld. Hier gebeurde het en hier moest je als kunstenaar zijn. Van heinde en verre kwamen de kunstenaars naar Parijs om zich te laven aan alle stromingen en inspiratie en vernieuwingen die hier rondzongen.

Maar Parijs was niet altijd even verwelkomend voor de kunstenaars, zoals altijd wanneer er een oorlog uitbreekt of een crisis, is het eigen kunstenaar eerst en moeten de kunstenaars zich conformeren aan wat er belangrijk gevonden wordt om rond te kunnen komen.

Al te gekke experimenten moet je dan achterwege laten, want voor je het weet ben je té vreemd en té buitenlands en verkoop je niks meer.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog en de economische crisis van 1929 voerde nationalisme de boventoon en moesten kunstenaars laten zien dat ze Frans genoeg waren om te mogen blijven.
Antisemitisme was ook een probleem in Frankrijk in de 19e eeuw en Joodse kunstenaars hadden het niet gemakkelijk.

Tegelijkertijd neem je jezelf natuurlijk altijd mee, ook als je emigreert naar een ander land, of misschien wel juist omdat je emigreert. Je werk blijft invloeden behouden van je thuisland en de cultuur waaruit je komt.
Marc Chagall, De violist 1912-1913

Maar het is in deze mix dat kunstenaars kunnen floreren, waarin ze noodgedwongen hun weg zoeken binnen vernieuwende stromingen en er hun eigen draai aan geven. Sommigen met erg veel succes.
Kees van Dongen, Grand Canal de Venise, 1921

In de tentoonstelling Chagall, Picasso, Mondriaan in het Stedelijk Museum in Amsterdam is dit het uitgangspunt van de expositie. Deze drie kunstenaars vertegenwoordigen de vreemdeling, de immigrant die binnen de Parijse kunstwereld hun eigen weg zoeken en voormannen worden

Marc Chagall was een Russische Jood die overduidelijk heimwee had naar Rusland; allerlei Joodse en Russische elementen duiken op in zijn schilderijen. Pablo Picasso vergat nooit zijn Spaanse wortels ondanks al zijn vernieuwingen en Piet Mondriaan bleef zijn eigen keuzes maken, al was het tegen de heersende stroming in.
Ik ben volledig vergeten het bordje te fotograferen met de details van dit beeld.
Maar mooi is het!

Ze werden bewonderd, ze werden verguisd, ze moesten zich niet teveel verbeelden en mochten nooit vergeten dat ze geen Fransen waren.
Ondanks dit alles zijn ze alle drie voorbeelden van het beste dat de kunstenaars in Parijs hebben voortgebracht.
Mommie Schwarz, Montparnasse, Parijs, 1933 of eerder

Ik besloot vorige week vrijdag de kerstvakantie goed te beginnen door na de laatste verplichting op school nog even deze tentoonstelling te bekijken en daar ben ik heel blij mee. Ik vond het namelijk een verrassende en mooie tentoonstelling.

Des te meer ik van Chagall zie, des te meer ik ontdek dat ik eigenlijk heel veel van zijn werk houd. Ik word er in ieder geval heel erg vrolijk van. Picasso is niet mijn kunstenaar, maar enkele dingen vind ik wel mooi en Mondriaan kan ik altijd wel waarderen.
Julio González, La Montserrat, 1935-1937

Maar ook bij de andere werken die er hingen, zoals van Kees van Dongen, Osip Zadkine, Diego Rivera en Emmy Andriesse, was heel veel moois te zien, hoewel de werken van Paula Modersohn-Becker die hier hingen mij niet erg aanspraken.

Het thema vond ik origineel en interessant, maar niet geforceerd opgelegd. De werken die erbij waren uitgezocht, vond ik passend en vooral heel erg mooi en de combinaties zetten je echt aan het denken.
Marc Chagall, Bella in het groen, 1934-1935

Leuk ook om het tijdsbeeld te zien en te zien hoe kunstenaars veranderden of zich moesten aanpassen. Ook zien we bijvoorbeeld de strijd tegen het kolonialisme terug in de kunst, of de andere immigranten (niet-kunstenaars) die naar Parijs kwamen voor een beter leven.

Kortom, ik vond het zeer de moeite waard en als je zelf nog een kijkje wilt nemen, kan dit nog tot 2 februari 2020.

Reacties

Populaire posts