De mist, de kou en de duisternis
Een erg gezellige titel is het niet, als ik het zo overlees, maar ik vind titels in drieën zo leuk, dus ik laat het lekker staan. De afgelopen dagen is het zo koud en mistig geweest dat ik er bijna naar van werd. Wat heb je toch een klein wereldje als het zó mistig is. Ik kon hier aan de overkant de dijk niet eens zien en halverwege zondagmiddag kon ik zelfs de huizen aan de overkant niet meer zien. Het was ook kil en koud, goede redenen om lekker binnen te blijven.
Dat heb ik dan ook gedaan, thuis, op de bank, met de verwarming aan, een grote beker thee en een goed boek of een aflevering van een fijne serie op DVD. Als het buiten koud en onaangenaam is, moet je het gezellig maken voor jezelf. Kaarsje aan, lampen aan. Komt er geen licht, dan màken we licht.
Dat heb ik dan ook gedaan, thuis, op de bank, met de verwarming aan, een grote beker thee en een goed boek of een aflevering van een fijne serie op DVD. Als het buiten koud en onaangenaam is, moet je het gezellig maken voor jezelf. Kaarsje aan, lampen aan. Komt er geen licht, dan màken we licht.
Na een paar dagen ga je wel een beetje bedenkelijk kijken, elke keer als je door het raam kijkt. Zal die mist nog wegtrekken? Zullen we de zon nog wel eens zien, of de overkant van de straat? Komt het ooit nog goed?
En dan opeens, voor je er erg in hebt, is de mist ook weer weg. Zonder aankondiging, op kousevoeten verdwijnt de mist en is weg voordat je het door hebt. Een moment is het nog mistig, en gisteren keek ik een een half uur later naar buiten en was er een blauwe lucht en een zonnetje zo stralend dat ik bijna mijn zonnebril nodig had. Het werd ook nog heerlijk warm, de sjaal kwam alweer wat losser en de handschoenen bleven in mijn zak.
Het deed me even de kou en de kilte vergeten van de afgelopen dagen. Die kilte die overal doorheen dringt, en dan moet de echte winter nog komen. En dat die winter eraan komt merk je aan de duisternis. Het ‘mollenbestaan’, zoals een collega het ooit eens noemde. De tijd waarin je naar je werk gaat als het donker is, en terugkomt als het alweer donker is. Die donkerte blijft ook nog wel even. Zo lang dat je op een gegeven moment ook denkt ‘Houdt het nog wel op, komt het wel weer goed?’
Zoals Ede Staal zo mooi bezingt ‘de winter was lang, en ik was bang, dat het nooit meer voorjaar worden zou, maar het komt altijd weer goed’. (heb het even uit het Gronings vertaald) Daar kunnen we ons aan vasthouden, als de winter echt losbarst.
Reacties
Een reactie posten