Walter, Daniel Rovers
Walter groeit op in de jaren ’50 in Noord Brabant en komt uit een groot katholiek gezin. Hij is degene uit het gezin die naar het klein seminarie gaat om uiteindelijk priester te worden. Het zijn de laatste jaren van het ‘Rijke Roomsche leven’ en de wereld verandert snel.
Op het Klein Seminarie (de middelbare school geleid door priesters, met de bedoeling de leerlingen al voor te bereiden op het Groot Seminarie, de priesteropleiding) gaat alles de eerste jaren goed. Walter vindt vriendschap bij de andere jongens en hoewel de docenten soms behoorlijk excentriek kunnen zijn, is het geen slecht leven.
Tijdens een klassenuitje naar de Biesbos verdrinkt echter Walter’s beste vriend en dat is een soort keerpunt. Vriendschap voor één iemand in het bijzonder is namelijk op het seminarie een beetje verdacht, en Walter was al gewaarschuwd dat als priester je alle mensen lief moet hebben, niet vooral één persoon. Deze waarschuwing zorgde ervoor dat hij al afstand begon te nemen van zijn vriend en als die dan verdrinkt kan hij dat verdriet niet verwerken, hij stopt het weg.
Op het Groot Seminarie heeft Walter moeite zich aan te passen, hij wil niet te veel betrokken raken en het lijkt erop dat hij moeite heeft om te beseffen wat hij zelf wil en wat hij alleen doet omdat het van hem verwacht wordt.
Tijdens een wandeltocht ontmoet hij Dymph, een uitgetreden non. Walter raakt met haar aan de praat en zij vindt dat hij beter naar alles moet kijken, de essentie moet zien en niet alleen aan de oppervlakte blijven. Hij voert daarna een briefwisseling met haar. Zij wordt verliefd op hem, maar hij niet op haar. Walter wil zich verder gaan met zijn opleiding. Toch zal hij zich uiteindelijk niet tot priester laten wijden, alleen tot diaken.
Hoewel de opleiding van de priesters erop gericht was om de studenten zo veel mogelijk kennis mee te geven, ook van de moderne wereld bijvoorbeeld door ze les te geven over moderne filosofen, is een opleiding op een kostschool waar je alleen maar mannen en jongens tegenkomt natuurlijk niet de meest geschikte plek om je voor te bereiden op de echte wereld.
Walter komt als diaken te werken in Breda, maar hij komt steeds meer met zichzelf in de knoop. Als diaken kan hij eigenlijk niet veel uitrichten om de mensen te helpen. En de moderne ideeën die in de kerk een plek veroveren zorgen voor een splitsing tussen parochianen die niets van die nieuwe ideeën willen weten en zij die er wel voor open staan. Voor Walter is het schipperen.
Walter besluit de kerk te verlaten en gaat werken bij het maatschappelijk werk in Rotterdam. Daar komt hij Joke tegen op wie hij verliefd wordt en zij op hem. Uiteindelijk verbreekt zij het contact, omdat ze vindt dat hij niet precies weet wat hij wil, nog altijd aan de oppervlakte blijft. Ik vond Joke in haar volstrekte onwil om begrip te hebben voor Walter en alles af te wijzen waar hij voor stond trouwens een vervelend mens.
Daniel Rovers heeft met ‘Walter’ een bijzonder boek geschreven. In vierentwintig hoofdstukken geeft hij steeds een momentopname van Walters leven. Elk hoofdstuk heeft een bijpassende foto en wordt afgesloten met een krantenartikeltje oid waarin de gebeurtenissen in Walter’s wereld of de grote wereld nog eens naar voren komt.
Ik vind het mooi hoe Walter’s gedachten worden beschreven en zijn altijd wat afstandelijke reactie op de gebeurtenissen om hem heen. De sfeer van het katholieke gezin in het zuiden, de sfeer in het seminarie en de mentaliteit vond ik erg boeiend en mooi verwoord. Het hoofdstuk waarin vooral de docent filosofie aan het woord is vond ik wat minder interessant, dat had van mij een stuk korter gemogen. Maar misschien vonden zijn leerlingen dat ook wel.
Het einde vond ik een beetje verwarrend, is het nu helemaal mis gegaan of is er toch nog hoop? Misschien was dat ook wel de bedoeling van Daniel Rovers. Ik kies voor de hoopvolle interpretatie.
ik vond het een leuk boek
BeantwoordenVerwijderen